Mousa (22)
Mousa moest gedwongen vluchten uit zijn thuisland Pakistan. Zijn vader betaalde geld aan een mensenhandelaar, die hem tegen Mousa’s zin in meenam. “Het was heel zwaar dat mijn vader mij aan hem gaf” zegt de nu 22-jarige Mousa. “Ik vroeg steeds waar we heen gingen. Ik had geen idee.”
Taliban
Mousa had een hele normale jeugd met zijn familie in Pakistan. Hij leefde onbezorgd, tot de Taliban aan de macht kwam. Deze omslag kan Mousa zich nog goed herinneren. “Ik was veertien toen hun invloed op ons land veranderde in iets heel gevaarlijks.
“Mensen werden ontvoerd en zelfs vermoord, vanwege het geloof. Mijn broer is vermoord toen ik vijftien was. Hij werkte voor een Europees bedrijf, wat volgens de Taliban niet mocht. Toen hij niet stopte met werken, besloten ze hem zelf te stoppen.” Dat zijn jeugd al voorbij was op zijn veertiende, merkte Mousa niet alleen aan het verdriet om zijn vermoorde broer, maar ook aan het leven op straat. Zo waren de Taliban-leden altijd aan het dreigen met heftige straffen, voor mensen die hun regels niet volgden. “Ik maakte als 14-jarig jongetje een grote fout.”
Een potje cricket
Mousa speelde als kind fanatiek cricket, een populaire sport in Pakistan. Zo fanatiek, dat hij tijdens een verhit potje spelen per ongeluk een ander jongetje flink verwondde. De familie van dat jongetje had zich aangesloten bij de Taliban. Uit een soort wraak belandde Mousa samen met zijn familie op een opsporingslijst. Het werd al snel duidelijk dat zij zouden moeten vluchten, voor hun eigen veiligheid. “Door mijn fout moest mijn hele familie verhuizen. Er werd tegen mij gezegd dat ik weg moest, naar mijn tante. Na een paar uur rijden wist ik dat ik daar niet heen ging.”
In plaats van bij zijn tante, kwam Mousa bij een mensenhandelaar terecht. Deze nam hem tegen zijn wil mee naar Iran. “Mijn vader zou me eigenlijk naar een vriend van hem brengen. Toen ik erachter kwam dat mijn vader niet mee ging, wist ik ook direct dat dit geen vriend van hem was. Ik raakte in paniek. Ze hebben mij allerlei middeltjes gegeven zodat ik me rustig zou houden.”
Te voet de grens over
“Ik wilde niet mee gaan. Er gebeurden zoveel verschrikkelijke dingen met mij toen. Ik werd eerst meegenomen naar Iran. Daarna ging ik naar Turkije en vanaf Turkije moesten we door naar Europa. We moesten ‘s nachts de grens over steken, altijd te voet. Mijn handelaar bepaalde wanneer het goede moment was om te gaan. Als mensen niet meer door konden lopen, lieten ze die gewoon voor dood achter in de Sahara. Ik heb over skeletten moeten lopen. Het was elke keer wachten op de kans om te vertrekken, maar die kwam niet. Er werd steeds tegen me gezegd: ‘Als je niet luistert, gebeurt er iets verschrikkelijks.’”
“Ik moest mijn plan steeds bijstellen. Eenmaal in Frankrijk, na een groot aantal landen, werd ik vrijgelaten. Ik vroeg bij onbekende mensen om geld en besloot te liften naar Nederland. Soms was dat makkelijk, maar meestal moest ik allerlei smoesjes gebruiken. Alles bij elkaar duurde het vijfenveertig dagen voor ik in Nederland was.”
Een toekomst in de zorg
Uiteindelijk strandde hij in Eindhoven, waar hij door de politie bij een paspoortcontrole werd aangehouden. Hij werd naar een asielzoekerscentrum gebracht en kwam later, toen hij achttien werd, terecht bij Sterk Huis. Hanneke Andriessen was zijn mentor. Mousa spreekt lovend over haar: “Met haar begon ik aan verschillende projecten. Het ging daarna steeds beter en ik kwam er achter wat ik wilde gaan doen in Nederland.”
Tegenwoordig volgt Mousa een BBL-opleiding in de zorg en werkt hij daarbij een flink aantal uren, waar hij erg blij mee is. Ambitieus is Mousa ook: “Ik wil hierna nog Verpleegkunde gaan studeren. Ik vind wat ik doe echt heel leuk”, vertelt hij enthousiast én in keurig Nederlands.